Plaats 35 : Oud-Zuilen
- Tour de Nederland
- 13 apr 2020
- 7 minuten om te lezen
Oud-Zuilen is een klein dorp aan de rivier de Vecht, gelegen in de gemeente Stichtse Vecht, in de Nederlandse provincie Utrecht.
Gemeente: Stichtse Vecht Provincie: Utrecht


De Buitenwegse en Westbroekse molen en de schutsluizen in de Nedereindsevaart hebben allen met waterbeheersing te maken. In Oud-Zuilen is dit mooie ensemble bewaard gebleven. Het ligt als verstilde tijd in het landschap. In 2015 is de Buitenwegse molen door een brand getroffen. Er waren voldoende delen over om de molen in oude glorie te herstellen. Oud Zuilen Stichtse Vecht Nedereindsevaart schutsluizen - Buitenwegse en Westbroekse molen Oud Zuilen Nedereindsevaart met de Westbroekse molen, schutsluizen en de Buitenwegse molen De Buitenwegse molen is als wipmolen van 1830 tot 1972 in bedrijf geweest voor de bemaling van polder Buitenweg. Tussen 1931 en 1972 was dat als reservemolen. De molen uit 1830 is maalvaardig. In 1931 werd het scheprad vervangen door een open schroefpomp. In 1972 droeg het waterschap Buitenweg de molen over aan de Stichting De Utrechtse Molens, ze wordt beheerd door het Utrechts Landschap. De Westbroekse is als poldermolen voor waterschap Westbroek in 1753 begonnen en tot op heden reservegemaal. Het is een achtkantige bovenkruier. Na de oorlog werd de molen voorzien van een dieselgemaal dat met horten en stoten zijn werk deed. In 1913 werd een hulpgemaal met een Kromhout dieselmotor in een nieuw gebouwtje geplaatst. In 1971 kwam een nieuw elektrisch gemaal in gebruik. In 1983 is het scheprad vervangen door een vijzel met een bijzondere aandrijving. Door de vrijwillig molenaars is het interieur in 2003 gerestaureerd. Ook deze achtkante molen uit 1753 is maalvaardig. De molen wordt als reserve ingezet voor het bemalen van de polder Westbroek. De bedienende molenaar doet dit op vrijwillige basis. Beide molens zijn Rijksmonument. De Nedereindsevaart was niet alleen belangrijk voor de afvoer van het water naar de Vecht, het had een belangrijke scheepvaartfunctie. Bij de vervening van het achterliggende gebied werd de turf over het kanaal afgevoerd, later waren het boeren die per boot naar hun land konden. De sluis bij de molens houdt het verschil tussen het polderniveau en de Vecht op peil. Het sluizencomplex had ook een aandeel in de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de uit de vorige eeuw stammende verdedigingslinie van ons land die zich uitstrekt van Noord- tot Zuid-Utrecht. Het is met de wegenaanleg en de nieuwe woonwijken niet meer voor te stellen dat de Nedereindsevaart in een kaarsrechte lijn door Westbroek heen liep. De huidige schutsluis stamt uit het begin van de 20e eeuw en is recent opgeknapt. In het voorjaar van 2016 werd de Buitenwegse molen door brand getroffen. In het Limburgse Afferden is de molen met alle nog bruikbare en te herstellen planken en balken gerestaureerd. Zo doet dit hout ook na bijna 200 jaar weer dienst. Prinses Beatrix was aanwezig op 9 juni 2018 om de Buitenwegse Molen weer te laten draaien. Ze is beschermvrouwe van de Vereniging De Hollandsche Molen.
Sluisjes Buitenweg en Westbroek In de Nedereindsevaart bij Oud-Zuilen liggen twee negentiende-eeuwse sluisjes. Aan de oostkant ligt sluisje Buitenweg en aan de westkant sluisje Westbroek. Het zijn van oudsher schutsluizen. Een schutsluis is bedoeld om schepen door te laten.
Heeft het water in twee vaarten niet dezelfde hoogte? Dan kunnen schepen door een schutsluis oversteken. De sluisjes Buitenweg en Westbroek worden hiervoor al lang niet meer gebruikt. Wel regelt een luik in de sluisdeuren het waterpeil in de polder nog. In 2011 zijn de sluisjes helemaal hersteld.

Op de begraafplaats Oud-Zuilen bent u van harte welkom. In moeilijke tijden van verlies, voor herdenking of om de rust en historie van onze bijzondere begraafplaats te ervaren. Zuilen, nu Oud-Zuilen, was één van de eerste gemeenten in Nederland waar een begraafplaats buiten de bebouwde kom werd aangelegd. De familie Van Tuyll van Serooskerken, eigenaren van Slot Zuilen, stimuleerde deze nieuwigheid. De familie heeft haar eigen gedeelte op het terrein. Op het openbare gedeelte vindt u graven van bekende Oud-Zuilense families, maar ook van veel anderen die een band hadden met de gemeente. De begraafplaats is nog steeds in gebruik. U vindt de begraafplaats niet ver van slot Zuylen, in het groen tussen bomen en weilanden, aan de Groeneweg.




De Koningin Emmaschool is een schoolgebouw in het Nederlandse dorp Oud-Zuilen. Het schoolgebouw is in 1887 gebouwd in neorenaissancestijl naar ontwerp van de architect A. Nijland. Oorspronkelijk werd het gebouwd voor het lager onderwijs en de school had daarin de beschikking over drie leslokalen in het gebouw. Rond 1900 zijn twee lokalen aangebouwd. Tot minstens 1997 is het gebouw in gebruik geweest als onderwijslocatie. Begin 21e eeuw werd het aangewezen als rijksmonument.[1]

Deze stalen ophaalbrug over de Vecht met brugwachterswoning is in 1934 gerealiseerd. De brug is als eerste met een bijzonder aandrijfmechanisme met kruk en aandrijfstang uitgerust, een ontwerp van Werkspoor. Het is de tweede door Werkspoor gelaste brug. De brug is vernoemd naar wethouder D.M. Plomp.

Slot Zuylen is een van de oudste kastelen aan de Vecht, net buiten de stad Utrecht. Het Slot heeft een rijke familiegeschiedenis met invloedrijke bewoners, waarin sterke vrouwen, zoals schrijfster Belle van Zuylen, een prominente rol spelen. In Slot Zuylen ervaart u het dagelijks leven van de bewoners van het kasteel.

De geschiedenis van Slot Zuylen begint rond het jaar 1250. Toen bouwde Steven van Zuylen langs de Vecht een donjon, een vierkante woontoren met muren van 2.70 meter dik. De fundamenten werden opgegraven bij een restauratie en zijn nu nog opgemetseld zichtbaar in het terras. Hoekse en Kabeljauwse twisten Begin 15e eeuw was de toren eigendom van Frank van Borssele (de vierde echtgenoot van Jacoba van Beijeren). Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten werd de donjon verwoest door de Utrechters. Zij wilden meer vrijheid voor hun stad, terwijl Van Borssele aanhanger was van het centrale gezag van de Bourgondische hertogen. Na de verwoesting restte er een eeuw lang niet meer dan een ruïne.
Rond 1525 liet graaf Willem van Rennenberg op de oude ruïne een nieuw kasteel bouwen en van een poortgebouw voorzien. Kort daarna namen de Staten van Utrecht het slot op in de officiële lijst van ridderhofsteden. Begin 17e eeuw kocht Adam van Lockhorst het kasteel als zomerverblijf. Hij wilde hiermee zijn nog jonge adellijke staat benadrukken. Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken en Anna Elisabeth van Reede. Schilderij door Gerard Hoet. Toen Van Lockhorst stierf was de enige erfgenaam pas vier jaar oud: zijn kleindochter Anna Elisabeth van Reede. Haar moeder was overleden; haar vader was hertrouwd met zijn nicht, die een zoon had uit een vorig huwelijk: Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken. Men hield de bezittingen graag in de familie, dus toen Anna Elisabeth dertien was trouwde zij met haar neef en stiefbroer Hendrik Jacob. Door dit huwelijk in 1665 werd het slot eigendom van het geslacht Van Tuyll van Serooskerken, wat tot 1951 zo bleef.
Zo'n twee eeuwen bleef Slot Zuylen vrijwel onveranderd. Door goede contacten bleef het gespaard in het rampjaar 1672, toen menig ander kasteel door de Fransen werd verwoest. In 1752 gaf Diederik Jacob van Tuyll van Serooskerken de architect Jacob Marot opdracht tot een ingrijpende verbouwing. Volgens de mode van zijn tijd moest het middeleeuwse kasteel een buitenverblijf in Franse stijl worden. Het slot kreeg een U-vorm: de weermuur werd gesloopt en de bijbehorende gracht gedempt, waardoor de binnenplaats een voorplein werd. Om een symmetrisch geheel te bereiken werd er een linkervleugel bijgebouwd. Via een nieuwe ingang op de begane grond bereikte men de hoofdverdieping over één van de marmeren trappen. Door aanbouw van een galerij hoefde men niet meer door de ene kamer naar de andere. Na de verbouwing in 1752 zijn er geen grote bouwkundige wijzigingen meer aangebracht. Wie nu Slot Zuylen bezoekt waant zich dan ook in de 18e eeuw.
In de 19e en 20e eeuw speelden de verschillende generaties kasteelbewoners een hoofdrol in het sociale leven van het dorp Zuilen. Niet alleen was de baron pachtheer en werkgever, maar in sommige periodes ook burgemeester. De barones deed veel aan liefdadigheid. In 1900 haalden de dorpsbewoners de nieuwe kasteelheer, na een afwezigheid van bijna twintig jaar, dan ook met blijdschap binnen. Laatste bewoners Tot 1951 bleef de familie Van Tuyll van Serooskerken eigenaar van het kasteel. De laatste bewoners brachten het slot, de tuin en veel van de inboedel onder in de Stichting Slot Zuylen, met als doel het geheel in stand te houden. De onderhouds- en personeelskosten waren te hoog geworden voor particuliere bewoning. Al meer dan vijftig jaar is het slot als museum opengesteld voor het publiek. In 1954 werd de gemeente Zuilen opgeheven en deels bij Utrecht, deels bij Maarssen gevoegd.



Belle van Zuylen
Op 20 oktober 1740 werd Isabelle Agneta Elisabeth van Tuyll geboren, beter bekend als de schrijfster Belle van Zuylen. Zij woonde tot haar 31e jaar in Slot Zuylen, doorgaans de winters uitgezonderd: die bracht de familie door in het grachtenpand aan de Utrechtse Kromme Nieuwegracht.
Vergeleken met andere adellijke meisjes had Belle een brede belangstelling. Zij woonde colleges natuurkunde bij aan de Utrechtse Universiteit (want echt studeren mochten vrouwen niet) en volgde privé-lessen wiskunde. Naast schrijven, studeren en filosoferen hield zij zich bezig met tekenen, componeren en tuinieren. Belles verlichte ideeën botsten vaak met de traditionele opvattingen van haar familie en stand. Ze ondervond dat al toen ze in 1762 haar eerste boek publiceerde: Le Noble, waarin ze satirisch de vastgeroeste gewoontes in het adellijke milieu beschreef. Toen bekend werd dat zijn dochter de auteur was van de anoniem gepubliceerde novelle, liet Belles vader de resterende exemplaren vernietigen om verdere schande te voorkomen.
Ook over het huwelijk hield Belle er moderne ideeën op na. Zij drukte haar opvattingen kernachtig uit in een brief aan de Schotse schrijver James Boswell, die haar tevergeefs een aanzoek deed: "Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid". Hij had aan hun huwelijk namelijk als voorwaarde gesteld dat Belle geen contact met andere mannen zou hebben zonder zijn toestemming. Dit was voor de druk corresponderende Belle geen optie. Zo schreef zij jarenlang brieven met haar 'geheime liefde' Constant d'Hermenches. Zij had hem ontmoet op een bal waar zij hém ten dans vroeg, maar haar ouders verboden haar de omgang, overigens niet onbegrijpelijk: hij was getrouwd en veel ouder dan Belle.
In 1771 trouwde Belle uiteindelijk met de Zwitser Charles-Emmanuel de Charrière, de voormalig huisleraar van haar broers. Vanwege zijn lagere adellijke status geen ideale keuze voor haar vader, maar wel een geletterd man die haar bovendien alle vrijheid liet. Kort na hun huwelijk in de kapel van Zuilen vestigden zij zich in Colombier bij Neuchâtel (Zwitserland). Daar heeft Belle het grootste deel van haar verdere leven gewoond en het merendeel van haar oeuvre tot stand gebracht, hoewel zij ook periodes in Genève en Parijs woonde. Het huwelijk bleef overigens kinderloos.
Omdat Frans de taal van de adel was en de internationale voertaal in haar tijd, schreef Belle al haar boeken in die taal. Dit had als voordeel dat zij door heel Europa kon worden gelezen. Internationaal is zij bekend geworden onder de naam Isabelle de Charrière. Na een periode van vergetelheid is de belangstelling voor Belle van Zuylen weer opgeleefd. De uitgave van haar Verzamelde Werken (in het Frans), een biografie en verschillende Nederlandse vertalingen maken haar oeuvre breed toegankelijk. In 2004 werd zij uitgeroepen tot grootste Utrechter aller tijden en in 2005 werd haar 200e sterfjaar uitgebreid herdacht.
Comments